Nr. | Invloed (%) | Risicogebeurtenis | Financieel Minimum | Financieel Maximum | Kans | Toelichting |
---|---|---|---|---|---|---|
R206 | 27,95% | Ontwikkelingen in de Grex (geconsolideerd risico) | € 1.959.350 | € 6.979.000 | 20% | Risico’s die betrekking hebben op de ontwikkeling van (potentiële en bestaande) Grex-en zijn in dit geconsolideerde risico opgenomen. De risico’s voor de Grex-en Stationsgebied staat toegelicht in de individuele grondexploitaties en wordt financieel in dit geconsolideerde risico opgenomen ten behoeve van de berekening van het weerstandsvermogen. De financiële verwachtingen staan vermeld in de nota actualisatie GREX waarbij rekening is gehouden met de onderliggende risico's. Hieronder worden enkel risico's toegelicht die in de toekomst mogelijk onder een Grex kan komen te vallen en de GEM Crailo (zie onderstaande toelichting voor meer informatie). Risicomanagement vormt een vast onderdeel van projectmanagement en de ontwikkelingen worden structureel gemonitord. Ten opzichte van het risicoprofiel t.t.v. Jaarstukken 2022 zijn stappen gezet in de vertaling van de risico’s vanuit projectcontrol naar het weerstandsvermogen. De kwantificering van dit risico is om die reden verhoogd in het daarna volgende risicoprofiel. De risico's m.b.t. de openstaande Grex'en zijn geactualiseerd in de nota actualisatie GREX en zijn hierin verwerkt. Bij de begroting 2025 is vermeld dat we geen risico lopen dat de flexibele woningen op het Circusterrein na 15 jaar niet worden verplaatst. Bij verplaatsing van de flexwoningen vervalt het risico voor de gemeente, en we verwachten dat dit haalbaar is. Daarom is dit project niet opgenomen als financieel risico in de risicoparagraaf. GEM Crailo De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo op zich genomen. De gemeenten hebben hiervoor een grondexploitatiemaatschappij (GEM) opgericht. De gemeente Hilversum staat voor 45% (€ 9 miljoen) borg voor de door GEM Crailo BV bij de BNG aangetrokken kredietfaciliteit, aangetrokken ter overbrugging van de zogenaamde "badkuipkosten". Bij ontwikkeling van een gebied gaan de kosten altijd voor de baat uit. Het risico op het aanspreken van de borgstelling door de BNG wordt als minimaal (1%) ingeschat. |
R209 | 15,71% | Datalekken en informatieveiligheid (analoog en digitaal) | € 80.000 | € 5.000.000 | 20% | Het succesvol afweren van cyberaanvallen is afhankelijk van drie kerncomponenten: mens, techniek en organisatie. Door middel van een langlopende campagne en een verplicht leertraject bewust gemaakt van de risico’s en regelmatig worden medewerkers geïnformeerd over actuele ontwikkelingen en hun verantwoordelijkheid bij het veilig omgaan met gegevens. Technisch gezien is de omgeving zorgvuldig ingericht om een eventuele aanval direct te kunnen isoleren, waardoor de schade minimaal blijft. Desondanks blijft de kans op een succesvolle aanval altijd aanwezig, aangezien cybercriminaliteit zich voortdurend ontwikkelt. Organisatorisch wordt intensief samengewerkt om de systemen en het netwerk weerbaar te maken, waarbij continu beheersmaatregelen worden geïmplementeerd. De Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) dient daarbij als het onderliggende normenkader. Bij een succesvolle cyberaanval moeten er echter kosten worden gemaakt om de schade te herstellen, zoals het snel opnieuw opbouwen van servers. Hiervoor is vaak de inschakeling van een gespecialiseerd extern bureau noodzakelijk waarbij de risicokwantificering is gebaseerd op deze directe en overige herstelkosten. Hoewel het toenemende gebruik van SaaS-oplossingen de gevolgschade voor de organisatie vermindert, kan de impact en de herstelkosten voor getroffen inwoners en bedrijven aanzienlijk zijn. |
R100 | 15,53% | BUIG - Negatief saldo inkomsten-uitgaven bijstand | € 0 | € 2.000.000 | 50% | Afgelopen jaren waren de lasten hoger dan het ontvangen BUIG budget (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten). Voor de jaren 2015 tot en met 2018 en 2023 was het nadeel zodanig groot dat we aanspraak konden maken op de de landelijke vangnetregeling. De landelijke vangnetregeling betreft een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. Door de landelijke vangnetregeling wordt het maximale tekort voor Hilversum afhankelijk van de hoogte van het BUIG-budget. Voor Hilversum geldt dat het tekort BUIG door de vangnetregeling niet hoger zal zijn dan rond de €3 miljoen. In de meerjarenraming gaan we uit van een structureel tekort van € 0,7 miljoen. Hieruit blijkt dat de gemeente Hilversum op begrotingsbasis ook voor de jaren 2025 en verder niet in aanmerking zal komen voor de vangnetregeling. Dit is echter afhankelijk van de definitieve resultaten. In de begroting 2026 is het maximale risico ten aanzien van de BUIG € 2 miljoen (verschil tussen het begrote tekort en het gemaximaliseerde tekort). Om dit risico te beheersen is het actieplan OmBUIGen uitgerold. Hierbij wordt ingezet op het stimuleren van de uitstroom en het zoveel als mogelijk beperken van de instroom. Dit doen wij onder andere door de nieuwe re-integratie trajecten, waarbij wij meer gericht inzetten op inwoners met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt en met een mismatch met de arbeidsmarkt. Ook zetten wij meer in op nazorg (coalitieakkoord), waarmee de verwachting is dat meer inwoners aan het werk blijven en zo niet terugkeren in de uitkering. En blijven wij inzetten op parttime werken, waarbij we zoeken naar aanvullende mogelijkheden dit te stimuleren en eenvoudiger te maken. Bovendien zetten wij in op het 'sneller' laten integreren en sneller aan het werk krijgen van statushouders, door middel van bijvoorbeeld meer inzet op duale trajecten. Daarnaast bestaat het risico dat het macrobudget in de toekomst voor ons nadelig wordt aangepast. Vooralsnog is het onduidelijk hoe het macrobudget zich voor de gemeente Hilversum meerjarig zal ontwikkelen. Het macrobudget beweegt voor Hilversum mee met de gemiddelde landelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat er budgettaire ruimte ontstaat zodra Hilversum het beter doet dan het landelijk gemiddelde. Als Hilversum het slechter doet dan het landelijk gemiddelde leidt dit tot een tekort. Dit budget is voor Hilversum niet beïnvloedbaar. Door de stijgende lasten en onzekere inkomsten bestaat het risico dat de begroting onvoldoende middelen biedt voor de uitvoering van de BUIG. Wij schatten in dat dit risico de komende jaren aanwezig blijft en de kans van voordoen op 50%. |
R103 | 8,07% | Tegenvallende uitkering gemeentefonds (AU) | € 0 | € 2.100.000 | 25% | De algemene uitkering wordt berekend op basis van aantallen eenheden per maatstaf. Voorbeelden zijn: het aantal inwoners, oppervlakte, aantal bijstandsontvangers aantal woonruimten etc.. De maatstaf lage inkomens met drempel is een maatstaf die vanaf 2023 opnieuw is gedefinieerd. Via deze maatstaf wordt ongeveer 20% van de algemene uitkering verdeeld. Door zijn grote gewicht hebben wijzigingen in aantallen van deze maatstaf een groot effect op de uitkomsten van de algemene uitkering. Gedurende 2023 en 2024 is de definitie van deze maatstaf bijgesteld en wordt er gerekend met gemiddelde aantallen over de afgelopen jaren. Op moment van schrijven zijn de gegevens van 2023 nog niet definitief en vormen daarmee een risico voor de berekening van de hoogte van de algemene uitkering, niet alleen voor het jaar 2026 maar ook nog voor de nog niet definitief berekende jaren 2023, 2024 en 2025. |
R98 | 6,17% | Meer gebruik van voorziening Jeugdzorg | € 0 | € 1.000.000 | 40% | De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Jeugdwet. Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. De rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begroting. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s: - Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van landelijk bepaalde indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering. - Stijging van de vraag door bijvoorbeeld de groei van het aantal inwoners of andere (demografische) ontwikkelingen. Ook voor de komende jaren verwachten we dat het aantal inwoners zal stijgen. - De toegang tot de jeugdzorg loopt niet alleen via het Sociaal Plein, maar ook via de wettelijke verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen, waardoor er minder grip is op de inzet van deze zorg. - De staatssecretaris heeft afgelopen periode grote wijzigingen aangekondigd met betrekking tot de uitvoering van de Jeugdwet. Er worden voorstellen ontwikkeld voor de aanpak van de wachtlijsten en de inzet van regionale veiligheidsteams. Afhankelijk van de maatregelen die het Rijk gaat voorschrijven kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de lasten. In het beleid dat in 2023 ontwikkeld is, geven we aan het belangrijk te vinden te investeren in jeugdhulp en dan vooral in de preventieve en voorliggende voorzieningen. Hierdoor beperken we hopelijk een verdere stijging van de uitgaven. Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voordoen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken. |
R99 | 5,25% | Meer gebruik van voorzieningen WMO | € 250.000 | € 500.000 | 45% | De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. De rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begroting. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Bij verder gelijke omstandigheden verwachten we op termijn een groeiend beroep op de individuele voorzieningen, omdat op basis van demografische ontwikkelingen steeds meer ouderen te verwachten zijn en omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s: • Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van landelijk bepaalde indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering. • Stijging van de vraag door bijvoorbeeld de groei van het aantal inwoners of andere demografische ontwikkelingen. Ook voor de komende jaren verwachten we dat het aantal inwoners zal stijgen. • Het beleid dat in 2023 ontwikkeld is, veronderstelt onder andere dat de vraag naar individuele (duurdere) zorg via het Sociaal Plein zal dalen doordat meer burgers gebruik zullen gaan maken van algemene voorzieningen (nu al begeleiding in de wijk, en vanaf 2025 lichte dagbesteding). De kans bestaat dat deze verschuiving zich later of anders voordoet dan we nu veronderstellen. Maar zelfs als de verschuiving plaatsvindt, kan het zijn dat de WMO-kosten blijven stijgen door de eerder genoemde autonome groei. • Binnen de Regio is een heroverwegingstraject gestart voor verschillende onderdelen WMO. Hier zal nog niet te bepalen financiële impact op verschillende producten ontstaan. • De invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage WMO stond gepland voor 1 januari 2026, de exacte invoeringsdatum is tot op heden niet bekend en zal naar aller waarschijnlijkheid verschuiven naar 2028. Dit leidt ertoe dat de dempende werking hiervan later zal intreden. Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voordoen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken. |
R205 | 4,66% | Verbonden partijen (geconsolideerd risico) | € 0 | € 1.500.000 | 30% | De gemeente Hilversum heeft verschillende betrekkingen met een diversiteit aan Verbonden Partijen. Als externe partij is het voor de gemeente moeilijk om invloed uit te oefenen op risico's van Verbonden Partijen. Er is bijvoorbeeld vaak sprake van een risico inzake het al dan niet toereikend zijn van de begroting van een Verbonden Partij met mogelijk meerkosten in de bijdrage van de gemeente tot gevolg. Door de risico's echter scherp te houden, blijven we op de hoogte van actuele ontwikkelingen en kunnen we tijdig en concreet het gesprek aangaan met de betreffende partij. De individuele risico's per verbonden partij worden gegroepeerd en als geheel beoordeeld in dit geconsolideerde risico. Ten opzichte van het vorige risicoprofiel zijn de onderliggende risico's opnieuw beoordeeld. De kwantificering van dit geconsolideerde risico wordt daarom elk jaar herzien ten opzichte van het vorige risicoprofiel. |
R202 | 3,94% | Financiën: borgstellingen, garanties, rechtstreekse geldleningen en deelnemingen (geconsolideerd risico) | € 0 | € 12.200.000 | 3% | In dit geconsolideerde risico zijn de risico’s samengevoegd die in het teken staan van borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen. Risico's met betrekking tot GEM Crailo zijn apart samengebracht in R254 en vallen daarom niet onder dit risico. De kans inschattingen van de hier opgenomen risico’s zijn allemaal erg laag, maar hebben elk grote financiële gevolgen op het moment dat ze zouden optreden (variërend tussen € 100.000 à € 12.200.000). De kans dat één van deze onderliggende risico's zou optreden is bijzonder klein. De kans dat er méér dan één van deze onderliggende risico's gelijktijdig zouden optreden, is nog veel kleiner. De kans van optreden voor dit geconsolideerde risico is zodoende ingeschat op 3% met een maximale bandbreedte gelijk aan het hoogste individuele risicogevolg van de opgenomen risico's (€ 12.200.000). |
R265 | 3,46% | Achterstallige huur Frans Halslaan 57A wordt mogelijk niet (volledig) ontvangen | € 0 | € 447.299 | 50% | De Stichting Primair Onderwijs Hilversum (STIP) maakt al vele jaren gebruik van het schoolgebouw aan de Frans Halslaan 57A dat door de gemeente gehuurd wordt. Op basis van de leerlingenaantallen had STIP met ingang van schooljaar 2017/2018 geen recht meer op deze locatie. Om deze reden was de gemeente voornemens de onderhavige huurovereenkomst op te zeggen. In 2016 heeft de vorige bestuurder van STIP de gemeente uitdrukkelijk verzocht om deze locatie aan te houden en deze blijven te gebruiken voor International Primary School (IPS) Hilversum. De huur die de gemeente aan de verhuurder betaald zou door STIP aan de gemeente worden vergoed. In eerste instantie zou STIP deze huurovereenkomst van de gemeente overnemen door middel van een in de plaats stelling. De verhuurder ging akkoord met deze in de plaats stelling. Dit zou hebben geleid tot een rechtstreekse huurrelatie met de eigenaar. In de zelfde periode zijn STIP en de gemeente een onderzoek gestart naar een alternatieve locatie voor de bestaande drie IPS-vestigingen. Dit leidde tot de verwachting dat de IPS op korte termijn elders zou worden gehuisvest. Daardoor is de gemeente huurder gebleven en zou STIP de huur aan de gemeente betalen. Over de periode van september 2017 tot en met december 2022 zijn de leerlingenaantallen van STIP niet zodanig gestegen dat een uitbreiding van de onderwijscapaciteit voor STIP noodzakelijk was. Daardoor heeft STIP ook geen recht op vergoeding van de kosten van het gebruik van de Frans Halslaan 57A. Eind 2021 heeft de nieuwe eigenaar de huurovereenkomst met de gemeente per 31 december 2022 opgezegd en is STIP geen gebruiker meer van de Frans Halslaan 57A. In de jaarrekening 2023 staat een post nog te ontvangen huur voor deze locatie van € 447.299. Ondanks dat de afgelopen jaren meerdere keren is gesproken met het bestuur van STIP zijn de huurbedragen nog niet ontvangen. Besloten is de vordering uit handen te geven. Daarvoor hebben we samen met advocatenkantoor Nysingh een strategie bepaald en wordt daar uitvoer aan gegeven. De kans dat de achterstallige huur echter niet volledig zal worden voldaan wordt ingeschat op 50%. |
R218 | 1,78% | Projectenkalender informatiemanagement staat onder druk | € 0 | € 350.000 | 40% | De druk op de projectenkalender in de (I-keten) neemt toe zeker als gevolg van de samenvoeging met Wijdemeren. Projecten in deze I-keten zijn projecten die voor de diverse domeinen in de gemeentelijke organisatie worden uitgevoerd en die een ICT en/of proces component bevatten. De toenemende druk in combinatie met capaciteitsuitdagingen leidt dit tot uitstel van projecten, wat - mede door de hoge inflatie en stijgende prijzen - kan leiden tot aanvullende financiële lasten. Een andere mitigerende maatregel is dat er gekozen wordt voor extra inhuur. Dit leidt wel tot versnippering van kennis en extra kosten. |
R97 | 1,24% | Extra uitgaven t.b.v. het Integraal Huisvestingsplan (IHP) Onderwijs | € 0 | € 400.000 | 20% | In april 2024 heeft de gemeenteraad een besluit genomen over een het Integraal Huisvestingsplan Onderwijshuisvesting (“IHP”) voor de periode 2024-2039. Het IHP bevat een vermelding van de voorzieningen in de onderwijshuisvesting in de periode 2024-2027 inclusief de bijbehorende financiën. Ook geeft het plan een doorkijk naar de periode van 12 jaar volgend op de periode van vier jaar waarvoor dit plan geldt (2028-2039). In de periode 2024-2027, wordt ca. 20% van het totaal aantal onderwijsgebouwen in Hilversum aangepakt. Zo worden constructiefouten hersteld, worden scholen gerenoveerd, worden er nieuwe scholen gebouwd en worden gymzalen aangepakt. In totaal staan er 22 projecten op het projectoverzicht. Het IHP is opgesteld met duidelijke doelstellingen, prioriteiten en een financieel kader. De werkelijke kosten voor een schoolgebouw zijn project specifiek (onder andere vorm-, locatie gebonden eisen). De werkelijke kosten begeven zich naar schatting in een indicatieve bandbreedte van -5% en +10% ten opzichte van het referentiebedrag. Er is een stelpost tegen vertraging ingericht van 2,5 % per project om tegenvallende kosten op te vangen. Ook is er een stelpost ingericht voor het bouwrijp maken van grond en sloopkosten. Echter, in de praktijk kan de uitvoering beïnvloed worden door diverse veranderingen, zoals vertraging van bouwprojecten, de invloed van vertraging op het plan met betrekking tot de tijdelijke wissellocaties, stijging van bouwkosten, demografische veranderingen (groei/krimp van leerlingaantallen), en onverwachte gebeurtenissen (bv. constatering van asbest). Deze veranderingen kunnen leiden tot aanpassingen in de planning en financiën. Tegenover deze negatieve risico’s bestaat een aantal zaken die kunnen leiden tot lagere rente en afschrijving. De lastigste te ramen is ‘vertraging’. Immers, er zal dan later rente en afschrijving in de exploitatie worden opgenomen. Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag ter grootte van € 400.000, welke is berekend op basis van het uitgangspunt dat de werkelijke kosten in de hoogste bandbreedte vallen (10 % ipv de opgenomen 2,5%) en het extra nodig hebben van tijdelijke huisvesting in verband met vertragingen (5 % van maximale kosten tijdelijke huisvesting). We schatten de kans in op 20%. |
R261 | 1,18% | Volatiele energiemarkt | € 0 | € 500.000 | 15% | De energiemarkt voor gas en elektra is erg in beweging. De toename van energieprijzen in 2022 werd veroorzaakt door het snelle economische herstel na de coronacrisis en een gas tekort. De spanningen tussen Europa en Rusland, in combinatie met de oorlog in Oekraïne, droegen verder bij aan de stijging van energieprijzen. In 2023 bleven de prijzen stijgen als gevolg van aanhoudende onzekerheid op de energiemarkt. Op dit moment blijft de energiemarkt volatiel, waardoor het moeilijk is om te voorspellen of de prijzen zullen dalen of juist verder zullen stijgen in de toekomst. Voorzichtigheidshalve is er een potentieel risico opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen. |
R268 | 1,11% | Milieutaken naar de omgevingsdienst Gooi en Vechtstreek (OFGV) | € 0 | € 285.000 | 25% | Sinds 2013 worden VTH-taken (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) voor bedrijven uitgevoerd door 29 regionale omgevingsdiensten, in opdracht van gemeenten en provincies. Bepaalde VTH-milieutaken zijn aangemerkt als verplichte basistaken voor omgevingsdiensten. De Rijksoverheid dringt aan op het overdragen van meer VTH-taken aan omgevingsdiensten en heeft een programma voor de professionalisering van deze diensten gestart. Met de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024 zijn meer VTH-taken als basistaken worden beschouwd, wat heeft geleid tot een aanzienlijke verschuiving van werkzaamheden van de gemeente Hilversum naar een omgevingsdienst. Er zijn meer dan 500 van de ongeveer 1.500 bedrijven in Hilversum hun VTH-taken overgedragen aan een omgevingsdienst. Deze verschuiving brengt organisatorische en financiële uitdagingen met zich mee voor zowel de gemeente als de omgevingsdienst. Het risico bestaat dat er meer taken moeten worden uitgevoerd dan nu ingekocht zijn bij de OFGV, waardoor er door de OFGV een hogere bijdrage wordt gevraagd. |
R266 | 0,98% | Tijdelijke onderbreking van het primaire proces vanwege calamiteiten in de digitale of fysieke omgeving (minder dan 1 werkdag de werkomgeving niet beschikbaar) | € 10.000 | € 200.000 | 30% | Kortdurende onderbreking van het primaire proces waarbij de digitale of fysieke omgeving niet beschikbaar is. Om dit te voorkomen zijn SLA's afgesproken met onze leveranciers waarin is afgesproken hoe snel een functionaliteit weer beschikbaar moet zijn. Daarnaast is per proceseigenaar een businesscontinuïteitsplan gemaakt voor het proces waarvoor de eigenaar eindverantwoordelijk is. |
R275 | 0,62% | Gerealiseerde investeringen zijn hoger dan begroot. | € 0 | € 200.000 | 20% | In de begroting wordt rekening gehouden met een gerealiseerd investeringsniveau van €30 miljoen per jaar. De kapitaallasten worden op basis van dit begrote investeringsniveau toegerekend aan alle programma’s. Jaarlijks vindt er een controle plaats op de onderbouwing van het investeringsniveau. In het scenario dat het gerealiseerde investeringsniveau toch hoger uitvalt dan begroot, o.a. doordat de gemeente Hilversum bij het ontwikkelen van vastgoed afhankelijk is van onafhankelijke partijen met een eigen financieringsritme, dan leidt dit in het jaar na realisatie van investering voor hogere kapitaallasten. Om te komen tot het risico, rekenen we met een maximale overschrijding van 20% aan investeringen (€6 miljoen) en afschrijvingstermijn van 30 jaar. De kans dat dit risico zich voordoet wordt relatief laag geschat op 20% |