3.2.1 Weerstandsvermogen en risicomanagement
Risicomanagement omvat het geheel aan activiteiten en maatregelen gericht op het expliciet en systematisch omgaan met én het beheersen van risico’s. Een risico is een onzekere gebeurtenis met mogelijke (positieve of negatieve) gevolgen voor de gemeente. De gevolgen kunnen van diverse aard zijn, bijvoorbeeld: beleidsmatig, imago-gerelateerd of financieel. Met betrekking tot het weerstandsvermogen ligt de focus op de financiële gevolgen van risico’s. Het weerstandsvermogen is een indicator voor de mate waarin de gemeente in staat is om de financiële gevolgen van risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt.
Beleidskader
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde Financiële verordening gemeente Hilversum 2024. Deze is verder uitgewerkt in de Nota financieel beleid 2022. De vastgestelde norm is dat het weerstandsvermogen minimaal 1,0 moet zijn. Doel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s is om te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van vastgesteld beleid. Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
- Uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen worden in de begroting opgenomen. In dit kader worden jaarlijks gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt – in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering – in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat voorspelbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
- Risico’s – onzekere gebeurtenissen met gevolgen voor de gemeente – worden in beeld gebracht en gekwantificeerd. Het risicoprofiel wordt opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing van de begroting of de jaarrekening. Risico’s die worden opgenomen in het gemeente brede risicoprofiel (weerstandsvermogen risico’s) voldoen aan de volgende criteria (conform Nota financieel beleid 2022):
- Risico’s met een kans percentage van tussen de 20% en 80% in combinatie met een onzekere maar mogelijke financiële impact van € 100.000 en hoger;
- Risico’s met een kans percentage van 80% en hoger worden als zekerheden beschouwd en moeten, mits de financiële impact redelijkerwijs en onderbouwd te schatten is, niet als risico worden opgenomen maar worden verwerkt in de begroting. Als het echter een onzekere en sterk uiteenlopende of variabele financiële impact heeft, die mogelijk € 100.000 en hoger uit kan vallen, wordt het opgenomen als weerstandsvermogen risico.
Risicomanagement is geen exacte wetenschap, maar draait om beredenering en inschatting. Risico’s zijn alom aanwezig en verbonden met alles dat we doen, maar niet alle risico’s zijn ook wezenlijk van invloed op het weerstandsvermogen. Voor de weerstandsvermogen toets worden alleen risico’s met substantiële financiële gevolgen opgenomen in het risicoprofiel (gespecificeerd in de Nota financieel beleid 2022 artikel 39).
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen bestaat uit twee componenten:
- de beschikbare weerstandscapaciteit – hoeveel middelen zijn er beschikbaar om risico’s op te vangen (excl. onbenutte belastingcapaciteit), en;
- de benodigde weerstandscapaciteit – hoeveel middelen zijn er nodig om de geïdentificeerde risico’s op te kunnen vangen
De weerstandsfactor zoals berekend voor de begroting 2026 is als volgt:
Bedragen x € 1.000 | |||||
Weerstandsvermogen = | Beschikbare weerstandscapaciteit | = | 59.305 | = | 8,3 |
---|---|---|---|---|---|
Benodigde weerstandscapaciteit | 7.135 |
In de Nota financieel beleid is vastgesteld dat het weerstandsvermogen minimaal 1,0 moet zijn. Voor het jaar 2026 is de weerstandsfactor berekend op 8,3, wat ruim boven de norm ligt.
In de Jaarstukken 2024 bedroeg de weerstandsratio nog 15,8. Ondanks dat de weerstandsratio nu lager is, is deze nog steeds zeer goed. Zowel de stijging van de benodigde capaciteit als de daling van de beschikbare capaciteit beïnvloeden het uiteindelijke weerstandsvermogen. De daling van 15,8 naar 8,3 wordt zowel veroorzaakt door een daling van de beschikbare weerstandscapaciteit als stijging van het benodigde weerstandscapaciteit;
- In de Jaarstukken 2024 bedroeg de beschikbare weerstandscapaciteit € 67,1. Dat is inclusief de algemene reserve én het positieve rekeningresultaat 2024 van € 4,3 miljoen. Bij de behandeling van de Jaarstukken 2024 heeft de raad een aantal besluiten genomen over de bestemming van het resultaat voor een bedrag van € 7,7 miljoen (budgetoverhevelingen, storting in het mobiliteitsfonds, storting in de reserve Oekraïne opvang, budget MOB-terrein en budget dienstverlening sociaal domein). Hierdoor daalt de algemene reserve en bedraagt de stand begin 2025 € 59,4 miljoen. In 2025 zijn geen stortingen of onttrekkingen begroot. In de Begroting 2026 bedraagt de beschikbare weerstandscapaciteit € 59,3. In dit bedrag is de begrote onttrekking van € 0,1 miljoen meegeteld.
- De benodigde weerstandscapaciteit is gestegen van € 4,2 miljoen naar € 7,1 miljoen (een toename van € 2,9 miljoen) bij een constant zekerheidspercentage van 90 %. Dit komt vooral door de gestegen risico’s in de grondexploitaties en het risico dat het BUIG-budget (gebundelde uitkering inkomensvoorzieningen gemeenten) lager is dan de lasten. In paragraaf 3.2.3 wordt het risicoprofiel en de belangrijkste mutaties ten opzichte van 2024 toegelicht, inclusief de top 5 risico’s. Een volledige uitleg van alle risico’s staat in bijlage 6.2 ‘Toelichting weerstandsvermogen en risicobeheersing’.
In de eindejaarsrapportage zal worden voorgesteld om vanuit de algemene reserve een storting te doen in reserve Herindeling. Dit leidt tot een tijdelijke daling van de algemene reserve die in komende jaren wordt 'terugbetaald' uit de herindelingsbijdrage in het gemeentefonds. De verlaging van de algemene reserve is niet meegenomen in de berekening van de weerstandsratio Begroting 2026 omdat de eindejaarsrapportage nog niet is vastgesteld voor de raad. De beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit worden in paragraaf 3.2.2 Beschikbare weerstandscapaciteit en paragraaf 3.2.3 Benodigde weerstandscapaciteit nader toegelicht.
Het beheersen van risico’s is een vast onderdeel van het werkproces binnen de organisatie. Risico’s worden gevolgd en gemonitord, zodat tijdig kan worden ingegrepen bij afwijkingen of nieuwe ontwikkelingen. Sturing vindt plaats door het toepassen en waar nodig bijstellen van beheersmaatregelen, zodat de beoogde doelstellingen op een goede en verantwoorde manier worden gerealiseerd.
Om financiële risico's ook in de toekomst beheersbaar te houden heeft het college een financiële strategie aangekondigd om te sturen op een maximale schuldquote van 130% over een tijdshorizon van 10 jaar vooruit.
De uitwerking van de financiële strategie voor Hilversum draagt bij aan betere risicobeheersing door tijdig inzicht te geven in de verwachte ontwikkeling van de schuldquote en de investeringsbegroting. Het risico is dat wij gezien alle ambities - zoals bijlvoorbeeld het besluit over het sportcomplex in deze begroting (zie de investeringsparagraaf) - over een termijn van 10 jaar boven deze grens uitkomen waardoor de lasten voor rente en aflossingen gaan oplopen die gedekt moeten worden in de exploitatie. Door nu al te signaleren dat de schuldquote bij ongewijzigd beleid binnen tien jaar boven de norm van 130% lijken uit te komen, ontstaat ruimte om gerichte keuzes te maken. Het koppelen van financiële kaders aan uitvoerbaarheid, capaciteit en realistisch begroten voorkomt dat ambities leiden tot onhoudbare lasten. Ook het in kaart brengen van planoptimisme, onderbestedingen en uitvoeringskracht helpt om risico’s vroeg te herkennen en beheersmaatregelen te treffen. Zo wordt de gezonde financiële positie van Hilversum behouden en worden toekomstige financiële en organisatorische risico’s beheerst.
Het college stelt bij de voorliggende de Programmabegroting 2026 in te stemmen met het laten te vervallen motie van M21-87 en in te stemmen om als financiële strategie te sturen op een maximale schuldquote van 130% over een tijdshorizon van 10 jaar.
Ten tijde van de uitwerking van bovenstaande financiële strategie (Raadsinformatiebrief van 22 juli 2025 (2025-63)) was de schuldquote over een tijdshorizon van 10 jaar 162%. Op basis van de programmabegroting 2026 is de schuldquote over een tijdshorizon van 10 jaar herrekend en komt deze uit op 159%.
Bedragen x € 1.000 | |||
Omschrijving | Voorjaarsnota | Begroting | Maximale |
Actuele schuld | 99.330 | 131.700 | 131.700 |
Investeringen | 528.700 | 518.448 | 399.381 |
Schuld (10 jaar) | 628.030 | 650.148 | 531.081 |
Baten | 387.600 | 408.598 | 408.524 |
Netto schuldquote* | 162% | 159% | 130% |
* aannames/berekeningen in lijn met financiële strategie (RIB 2025-63) |
Het blijkt dat de grens van 130% over een termijn van 10 jaar, met ongewijzigd beleid en rekening houdend met diverse aannames, mogelijk wordt overschreden. In de aannames is nog geen rekening gehouden met de ontwikkelingen aan de inkomstenkant en ook de exploitatie/investeringen zijn niet geïndexeerd. Ten opzichte van de uitwerking van bovenstaande financiële strategie is er een verbetering zichtbaar. Derhalve blijft de conclusie ongewijzigd: Wel aanleiding om te blijven monitoren, maar vooralsnog geen reden tot zorg of aanleiding tot bijsturen.
Het volledige overzicht van de kengetallen is opgenomen in paragraaf 3.2.5 ‘Financiële kengetallen’ .